Enkele jaren geleden was het wereldnieuws: een meisje uit Nederland ging op een tractor naar de geografische Zuidpool. Gedurende deze reis, die alles bij elkaar jaren heeft geduurd, deed zij verslag via de media. Onlangs heeft ze haar verhaal opgeschreven in een prachtig boek compleet met foto’s van haar reis. Een uniek document. Ik kreeg de kans haar op te zoeken in haar woning in de bossen, waar in haar achtertuin de tractor staat te pronken die ze op haar reis gebruikt heeft. Haar huis is een oude boerderij die zij en haar man stukje bij beetje aan het verbouwen zijn. We nemen plaats in de voormalige stal, een enorme ruimte die dienstdoet als huiskamer, annex kinderspeelkamer, met open keuken. De contouren van de stal met z’n hoge spitse dak zijn intact gebleven.
Manon: ‘We hebben de stal eigenlijk
alleen geïsoleerd en de grote raampartijen rondom gemaakt. Toen was het budget
op.’
Roelant: ‘Het is prachtig! Ruim,
licht en een heerlijk uitzicht.’
Manon: ‘Ook met de tuin zijn we flink
bezig. We willen er een voedselbos van maken vol eetbare planten met daarin een
grote moestuin.’
Roelant: ‘Je boek begint meteen
heftig. Als jong meisje op de Kleinkunstacademie gebeuren er vreselijke dingen.
Hoe kwam je op de theaterschool in Amsterdam terecht?’
Manon: ‘Als klein meisje uit een dorp
in Twente was dat mijn droom: ik wilde in het theater, echt spelen. Lange tijd
gedacht dat zoiets toch niet voor mij was weggelegd. Maar een leraar op de
middelbare school spoorde me aan om het toch te proberen. Ik moest niet de rest
van mijn leven blijven denken: wat, als? En uiteindelijk is dat het grote motto
in mijn leven geworden. Hoe waardevol is het niet dat iemand je zoiets
meegeeft: geloof in jezelf, ga ervoor, niets is onmogelijk. Die leraar vertelde
me een verhaal. Een vriend van hem had met een paar andere jongens een
popbandje opgericht. Heel erg leuk natuurlijk. Op een gegeven moment kreeg die
jongen verkering. Dat meisje vond die optredens, die langzaam toenamen, maar
niks. Ze stelde hem voor de keuze. Hij moest kiezen tussen haar en dat bandje.
Die jongen koos voor haar. Ze trouwden, twee kindertjes enz.. Maar die band was…
de Golden Earring. Die leraar drukte me op het hart om te kiezen wat ik wilde,
maar dat ik later nooit spijt moest hebben van mijn keuzes. Zo’n verhaal heeft
me over de streep getrokken om auditie te gaan doen bij de Theaterschool. En
later ook om mijn avontuur met de tractor te beginnen.’
Roelant: ‘Kun je iets vertellen over
de voorstelling die je speelde op reis onderweg?’
Manon: ‘Ik begon steeds als Twentse
boerin die van de omstanders dromen ging verzamelen. En hen uitdaagde ze te
planten om de zaadjes te laten ontkiemen. Door mijn mime opleiding maak ik een
heel fysiek soort theater. De voorstelling was een beetje een slapstick verhaal
over angsten in je hoofd overwinnen. Een visualisatie van een droom die graag
uit wil komen. Er was een vertaler die de korte zinnen vertaalde. En aan het
eind kwam de droom uit. Nou ja, ik klom op mijn tractor en reed weg. Het meisje
reed de voorstelling uit en het waargebeurde verhaal in.’
Roelant: ‘Die voorstelling had je
zelf verzonnen?’
Manon: ‘Ja, met behulp van een
regisseuse (Lieke Benders). Voordat ik op reis ging heb ik deze voorstelling
ook op Oerol gespeeld. Machtig mooi was dat.’
Roelant: ‘Oerol! Geweldig!’
Manon: ‘Dat was misschien wel mijn
mooiste voorstelling. De locatie van strand en duinen gaf me zoveel
mogelijkheden. Ik kon ook naast mijn tractor lopen en dan zogenaamd ruzie met
‘m hebben. Dan ruziënd op de tractor klimmen en een slag aan het stuur geven
zodat ie rondjes ging rijden terwijl ik dan mokkend in het midden ging staan.
Dat gaf zoveel spelmogelijkheden. In Afrika bleken er toch altijd te veel
bosjes of rotsen in de weg te staan voor dergelijke dingen.’
Roelant: ‘Wat ik me toch afvraag is
hoe je dit alles hebt gefinancierd?’
Manon: ‘Ik had helemaal geen geld.
Het idee voor dit alles had ik een jaar voor mijn afstuderen gekregen, en dan
heb je geen geld natuurlijk. Ik was wel lekker in allerlei verschillende
producties aan het werk in het theater. Maar ik had nog nooit iets
georganiseerd. Niet eens een bingo. Ik heb allerlei bedrijven benaderd voor
sponsoring, maar niemand durfde dat aan. Geen enkel bedrijf wilde zijn naam aan
dat project verbinden. Nu hielp mijn voorkomen misschien ook niet. Bij zo’n
plan hadden ze eerder een struise, stoere kenau van een vrouw verwacht en niet
een klein, naïef poppetje. Voor mijn voorstelling heb ik een klein beetje
subsidie gekregen zodat ik niet alleen op Oerol, maar ook op de Parade en op
het Boulevard Festival kon gaan spelen. Daarnaast in Frankrijk wat spelen op
festivals en vandaar door trekken naar de Balkan, naar War-Child projecten om
daar te spelen.’
Roelant: ‘Ben je nooit bang geweest
voor landmijnen onderweg?’
Manon: ‘Ja. Naast in een slang of een
schorpioen stappen waren landmijnen soms een grote angst en een reëel gevaar.
Het was in de Balkan voor het eerst dat die gedachte bij mij opkwam. Je weet
dat er daar nog van alles in de grond ligt. Als ik dan moest gaan plassen in de
berm, ging dat wel door mijn hoofd. Dat zou zó jammer zijn, zo zonde. Dat waren
momenten dat ik heel dicht bij de tractor bleef.’
Roelant: ‘Erg leuk in jouw boek zijn
ook de persoonlijke, kleine dingetjes zoals hoe en waar je kon plassen
onderweg.’
Manon: ‘Je wordt inventief op zo’n
reis. Ik heb het wel geprobeerd om gewoon even langs de kant te gaan plassen,
maar vooral in Afrika heb je zulke witte billen. De mensen staren je enorm aan,
nergens is privacy, altijd overal mensen. Toen heb ik de truc met de grote
klassieke jurk als een soort tent om me heen bedacht. Dat werkte prima. Zelfs
midden in de woestijn in Sudan, waar niet eens een weg is, alleen maar heel
veel sporen, en ik niemand om me heen zie, blijkt dat wanneer ik even stil sta
er onmiddellijk iemand om me heen verschijnt. Waar komt die vandaan, denk je
dan? Alsof ze uit de grond gekropen zijn. Er zijn in Afrika natuurlijk maar
enkele doorgaande wegen of karresporen. Langs die wegen gaan dan mensen wonen.
Onderweg had ik een creditcard bij me en een klein beetje geld. Ik had niet
zoveel nodig. Het meeste ging op aan diesel. Met een volle tank kon ik 760 km
rijden. Dat kwam neer op een week, anderhalve week doorgaan. Ik had daarnaast
een paar extra jerrycans diesel bij me.’
Roelant: ‘Zo’n meisje alleen op reis
is een makkelijke prooi voor overvallers. Hoe ging je daar mee om?’
Manon: ‘Ik had niet zoveel bij me en
straalde dat ook uit. Omdat ik geen sponsors had, vertrok ik uit Nederland in
de wetenschap dat ik geld had voor twee, drie maanden. Vrienden hielpen me
bijna voor niks met mijn voorstelling zodat ik een beetje diesel kon sparen om
Europa door te komen. Daardoor kon ik wel bij die Festivals aankomen en mijn
afspraken nakomen. Elke keer als ik diesel ging kopen checkte ik mijn saldo
even. Steeds bleek dat vrijwel ongewijzigd ondanks de afschrijvingen aan de
benzinepomp. Dan bleek dat er mensen een T-shirtje hadden gekocht of een paar
kilometer hadden gedoneerd zodat ik weer verder kon. Uiteindelijk bleek de hele
reis net zoveel opgeleverd te hebben als ie gekost heeft. Kortom, door mijn
uiterlijk en door die trekker dacht iedereen: dat is er eentje van het
platteland, dat is geen rijke, westerse toerist waar iets te halen valt. Mijn
laptop en mijn fotocamera zaten verstopt in een kistje dat in een geheim vak in
de tractor zat. Dat heeft nooit iemand gevonden. Op één keer na, op de grens in
Kosovo, maar verder nergens. En op reis hield ik stil op plekken waar normaal
nooit iemand stopt. Dan blijken mensen zó blij dat ze contact hebben met iemand
die langs komt. Die ze verhalen kan vertellen. Iemand die niet bedreigend voor ze
is; een van hun zeg maar.’
Roelant: ‘Zo’n tractor gaat ook zó
langzaam! Zelfs fietsen gaat veel harder.’
Manon: ‘Ja. Ik heb ook stukken een
volgwagen gehad. Die reed dan een eind voor of achter me, maar we gingen wel
samen ’s avonds een kampementje opzetten. Dat was anders. Dan zag je de
bevolking op een afstandje staan kijken. Als ik alleen was, kwamen de mensen
altijd dichtbij en maakten contact. Vanaf Kosovo had ik een hond mee. Dat was
een heel lieve hond, maar die zorgde wel voor een respectvolle afstand bij het
begin van een contact.’
Roelant: ‘Dat was een slimme zet.’
Manon: ‘Eigenlijk wel, ja. Ook fijn
dat je erop kon vertrouwen dat die hond de boel wel een beetje in de gaten
hield. Maar in de wildernis is een hond ook het grootste gevaar. Die wilde
dieren zullen niet zo snel mensen opeten, maar een hondje is daar de lekkerste
prooi. Ik moest daar meer de hond beschermen, dan de hond mij.’
Roelant: ‘Hoe vond je dat, in de
wildernis met al die dieren om je heen? In je boek staan foto’s van leeuwen
rondom je tractor.’
Manon: ‘Ik was daar nieuwsgierig
naar. Tegelijkertijd is dat spannend. Ik heb veel tips gekregen van ranchers,
zeg maar de boswachters van de savanne. Bijvoorbeeld, als je een vuurtje maakt,
komt niks dichtbij, behalve de neushoorn, want die gaat proberen om het vuurtje
uit te trappen. Dat zijn een beetje de brandweermannen van het bos. Maar helaas
zijn die er bijna niet meer. Meestal maakte ik geen vuurtje en ging ik ’s
avonds in mijn tent. Want mensen zijn spannender dan wilde dieren. Helemaal als
het donker wordt.’
Roelant: ‘Grappig wat je in je boek
daarover schrijft: dat zo’n heel dun tentstofje alle dieren buiten houdt.’
Manon: ‘Maar dat moet je ook heel
hard tegen jezelf zeggen. Want bijna elke avond heb ik hyena’s rond mijn tent
gehad. En die kunnen heel opdringerig zijn en lawaai maken. Daar was mijn hond
heel erg bang voor. In tegenstelling tot leeuwen. Daar was die hond helemaal
niet bang voor. Ik denk dat ze dat geluid niet helemaal snapte. Gelukkig, want
dan bleef ze rustig. Mijn angst was wel dat ik midden in de nacht moest gaan
plassen. Maar het grappige is dat je echt leert luisteren. Van tevoren hoopte
ik dat ik de juiste instincten zou hebben, maar vreesde zo’n westers meisje te
zijn, die dat allemaal niet had. Uiteindelijk bleek het gewoon boerenverstand
te zijn. De natuur heeft altijd een bepaald nachtelijk geluid. Als het ineens
opvallend stil is, of extra lawaaierig, dan is er iets aan de hand.’
Roelant: ‘Wat was het fijnste land
waar je geweest bent?’
Manon: ‘Dat is een lastige vraag.
Uiteindelijk heb ik de fijnste verhalen weten te pakken in één boek. Maar bij
elkaar ben ik zo’n vijf jaar in Afrika geweest. De ervaringen die je hebt, doen
wat met je. Ik vond Sudan super indrukwekkend en vriendelijk. Een bijzonder
land om in te zijn en de mensen echt heel mooi. Maar ik zou zeggen Kenia of
Zimbabwe. In Kenia hebben de mensen ook een geweldig gevoel voor humor. Dat was
zo fijn.’
Roelant: ‘En je bent er verliefd
geworden.’
Manon: ‘Ja, ja, ja, maar toen ik
later terug naar Kenia ging en daar nog een jaar rondreisde, heb ik hem
uiteindelijk niet meer gezien. Ik kwam erachter dat het niet werkte. Het was
heel zuiver begonnen, maar iedereen ging op hem inpraten en ook op mij. Er
bleken nog veel oordelen te zijn in wit en zwart Afrika over elkaar. Erg
jammer. Daarnaast is het ook waar dat een gemiddelde Afrikaanse jongen die daar
is opgegroeid toch traditioneler verwachtingen heeft van een vrouw. Nee… Ik was
ook niet gemaakt om onderweg te stoppen en te blijven.’
Roelant: ‘In je boek komt het einde
van je reis, wanneer je de Zuidpool bereikt, er een beetje bekaaid af.’
Manon: ‘Vond je? Ja, ik had over die
laatste etappe ook wel een apart boek kunnen schrijven. Maar ik wilde in dit
grote verhaal niet meer tot in detail schrijven over samen reizen met een team.
Teamstrubbelingen en de technische uitdagingen vallen in het niet op zo’n
magisch, oneindig wit continent. Ik wilde de natuur laten spreken. En de
laatste schreden van een droom die onwaarschijnlijk genoeg toch uitkomt. Er was
wel een bizarre tussenstop op de expeditie bij een verafgelegen brandstof depot
op Antarctica. Dat wordt door de Russen gerund. Van die oude, bejaarde
Russische mannen met verweerde gezichten die daar kamp houden, een jonge jongen
erbij om hen te helpen, die spontaan op wodka en door hun vrouwen gekookte soep
trakteerden. Deze soep hadden ze gewoon in het ijs van Antarctica ingevroren.
Er staan daar enkel een paar oliedrums in de sneeuw. Van een oude parachute
hadden ze een soort iglo toilet gemaakt met prachtig oranje dak. Dat was een
heel memorabel moment daar op dat desolate Antarctica.’
Roelant: ‘Dus eigenlijk zijn de
ontmoetingen met mensen op jouw reis het meest waardevol gebleken?’
Manon: ‘Jazeker, dat is zo.’
Dank je wel, Manon, voor dit
bijzondere gesprek.
Roelant
Perfecte Buren
Lees HIER de recensie van 'Het meisje en de tractor'